304.B.12.00337: Artikels en nota’s over de geschiedenis van Natuurreservaten

"Collection: Natuurreservaten; Biografie: De vzw Natuurreservaten is ontstaan als een traditionele natuurbehoudorganisatie, zoals die ook in andere landen voorkwamen (bijvoorbeeld The National Trust in Groot-Brittannië), namelijk naar aanleiding van de bedreiging van waardevolle landschappen of...

Full description

Bibliographic Details
Main Author: Natuurreservaten
Institution:Amsab-Institute of Social History
Format: TEXT
Published: 1959-1996
Online Access:https://hdl.handle.net/10796/FD118575-49C1-4924-9F2F-2BFD6C71A000
Description
Summary:"Collection: Natuurreservaten; Biografie: De vzw Natuurreservaten is ontstaan als een traditionele natuurbehoudorganisatie, zoals die ook in andere landen voorkwamen (bijvoorbeeld The National Trust in Groot-Brittannië), namelijk naar aanleiding van de bedreiging van waardevolle landschappen of natuurgebieden en ook vanuit de bezorgdheid voor de esthetische en recreatieve functie van de natuur. Reeds in 1835 was in België de Koninklijke Kommissie voor Monumenten opgericht, en in 1912 werd daar een afdeling Landschappen aan toegevoegd, maar de monumenten bleven het belangrijkste aandachtspunt. In 1910 werd de Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon opgericht en in 1933 ontstond De Wielewaal. Door de Tweede Wereldoorlog duurde het nog tot 1951 eer hier een reservatenvereniging opgericht werd. De vereniging werd opgericht op 6 januari 1951 onder de benaming Vogelreservaten van België, in een klimaat van nagenoeg volledige onverschilligheid voor de natuurbeschermingsgedachte. In België waren er op dat moment geen natuurreservaten en de vogelvangst vernietigde ieder jaar veel vogels. De vereniging positioneerde zich binnen een complex van verenigingen voor natuurbehoud (Ardenne et Gaume, Vrienden van het Zoniënwoud…) als de beschermer van vogels en door het creëren van reservaten, kreeg ze de goedkeuring van wetenschappelijk geïnteresseerden. Er moesten dus fondsen verzameld worden voor een secretariaat, aankoop van terreinen, huur van jachtrechten, toezicht op de naleving van wetten tegen het stropen en publiciteit. Daarvoor werd steun gezocht bij leden (vaak gegoede donateurs) en bedrijven. De leden kregen toelating om op vastgestelde dagen de reservaten te bezoeken, terwijl ereleden het absolute verbod kregen om te jagen buiten het jachtseizoen, zelfs op schadelijke vogels. Tijdens het jachtseizoen mocht alleen op bepaalde soorten gejaagd worden. Meerdere grote eigenaars werden lid. Naast die grondbezitters waren vooral mensen uit het Antwerpse betrokken in de nieuwe vereniging: Jan Jacobs, conservator van het Koninklijk Instituut voor Natuurwetenschappen was de eerste voorzitter, en Harold Herberigs, directeur van Bossen en Waters, werd aangesteld als eerste directeur van de Belgische Vogelreservaten. De jonge vereniging probeerde de klassering te verkrijgen van de kroondomeinen, van het Zwin, het Donkmeer, de IJzermonding, het Meerdaalwoud… Publiciteit werd op allerlei kanalen uitgeprobeerd: artikels in de maandbladen van scouts en KAJ, voordrachten in scholen en Rotary-clubs, een prospectus, radiotoespraken… Twee jaar na de oprichting werd het eerste reservaat van 20 ha aangekocht. Voor deze en ook latere aankopen werden telkens speciale campagnes gevoerd, want op basis van de bijdragen alleen kon men niet tot grote bedragen komen. Van bij het begin werd er ook aangeklopt voor subsidies bij ministers als Huysmans en Soudan, bij senatoren en volksvertegenwoordigers. Twee feiten uit de beginperiode zijn tekenend voor de mentaliteit van de oprichters van Vogelreservaten. Een: koningin Elisabeth werd gevraagd om de nieuwe vereniging te steunen. Dat deed ze en gedurende jaren stond in het briefhoofd Onder auspiciën van Hare Majesteit Koningin Elisabeth. Twee: in 1959 werd geld ingezameld voor de oprichting van een Museum van de Jacht en de Natuurbescherming in Lavaux-Sainte-Anne. Eind 1959 verving Harold de Smet de Naeyer voorzitter Jacobs. In dat jaar kreeg de vereniging de eerste subsidies van het ministerie van Nationale Opvoeding. Het bedrag daarvan overtrof dat van de ledenbijdragen. In 1960 werd de benaming veranderd in De Belgische Natuur- en Vogelreservaten (BNVR), wat wijst op een ruimere belangstelling. De Smet de Naeyer richtte een Beperkt Comité (een dagelijks bestuur) op om zo de Raad van Beheer te ontlasten en hij vormde het jaarboek om tot een periodiek; hij deed ook inspanningen om de jeugd aan te trekken en startte met een Propagandacomité. De BNVR was samen met enkele andere natuurverenigingen stichtend lid van het Nationaal Verbond voor Natuurbescherming/Entente Nationale pour la Protection de la Nature (1952), met aan de ene kant de eerder selecte of aristocratische verenigingen Ardenne et Gaume, Ardennes-Eifel, Ligue des Amis de la Forêt de Soignes… en aan de andere kant de Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon, de Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde en de ATB-De Natuurvrienden. In 1965 vroegen ook Aves, de Belgische Jeugdbond voor Natuurstudie en De Wielewaal hun lidmaatschap aan. Samen organiseerden ze sinds 1953 een jaarlijkse nationale natuurbeschermingsdag. In 1967 stelden ze samen een memorandum voor een natuurbeschermingswet op. Daarmee begaven deze verenigingen zich enigszins schuchter op het politieke terrein. In 1964 werd voorzitter De Smet de Naeyer opgevolgd door Léon Lippens. Gedurende de korte tijd dat hij aan het roer stond kreeg de vereniging een nieuwe (maar haast nooit gebruikte) naam: Nationaal Centrum voor Studie en Behoud van Natuurlandschappen. Capart van het Natuurhistorisch Museum werd aangetrokken als beheerder, maar nog belangrijker was dat Edgard Kesteloot, die al secretaris was sinds 1962, voor continuïteit kon zorgen door een echt secretariaat uit te bouwen. Zijn invloed werd nog groter toen hij vanaf 1966 de functie van beheerder/secretaris-generaal kreeg onder de nieuwe voorzitter J. Cuypers. Kesteloot bleef ook na zijn pensionering een belangrijke rol spelen in de vzw. Medio jaren 1960 groeide de BNVR van de 1400 leden in 1960 naar ongeveer 5000 leden in 1965. De vereniging slaagde er ook in nieuwe bronnen van subsidiëring aan te boren die algauw dubbel zoveel opbrachten als de lidgelden. Ook de campagne om 10.000 nestkastjes te plaatsen kende succes. Vanaf 1966 volgde een periode van stagnatie en er werd zelf meermaals gepraat over besparingen en afdankingen. Er werd gesnoeid in de huur van terreinen; zo werd de Kalmthoutse heide overgelaten aan het ministerie van Landbouw dat er een staatsreservaat van maakte. De BNVR was niet de enige verdediger van de natuur: in 1961 was het Wereldnatuurfonds (beter bekend onder de afkorting WWF) gesticht. In België werd in 1966 een afdeling opgericht die de BNVR steunde met een geldinzameling voor de aankoop van het natuurreservaat De Blanckaert bij Diksmuide. Voor die aankoop zocht de BNVR ook steun bij de overheid. Het WWF-België dat zich vooral concentreerde op bossen en zoet water, bleef ook later zorgen voor financiële steun. Dankzij die steun en met subsidies van bijvoorbeeld een provinciale overheid, soms aangevuld met een lening, konden stukjes natuur gekocht worden. Ook voor de dagelijkse werking bleef de BVNR voor een stuk afhankelijk van die subsidies, bijvoorbeeld van het ministerie van Cultuur, na de erkenning als vormingsinstelling. Probleem daarbij was dat de subsidieaanvraag jaarlijks moest ingediend en haar werking bewezen worden; de BNVR ijverde ervoor een wettelijk subsidieerbaar statuut te verkrijgen dat het jaarlijkse lobbyen overbodig zou maken. Er was ook enige weerstand tegen de voorwaarden van toegankelijkheid die door de overheid opgelegd werden en die de rust in de reservaten verstoorden. Belangrijker was het ontstaan van lokaal milieuprotest na 1968, dat grondig verschilde van de natuurbeschermingsgedachte van de BNVR. De thematiek verschoof van bescherming van ecologisch waardevolle gebieden naar de verdediging van het eigen leefmilieu en ook naar (kritiek op) productie- en consumptiepatronen. De nieuwe generatie schuwde ook de confrontatie niet; belangrijkste voorbeeld hiervan waren de Verenigde Aktiegroepen Kernstop (VAKS). Misschien heeft de snelle doorbraak van het milieubewustzijn sinds het Europees Natuurbeschermingsjaar van 1970 daarmee te maken. Maar die toegenomen aandacht voor natuurbehoud - waarbij er meer nadruk kwam te liggen op de ecologische samenhang tussen natuur, milieu en landschap - ging ook veel verder dan de klassieke hoofdactiviteit van de BNVR, namelijk de huur en aankoop van reservaten. In de nasleep van dat Natuurbeschermingsjaar ontstond in 1971 de overkoepelende Bond Beter Leefmilieu, dus naast het Nationaal Verbond voor Natuurbescherming dat geen logistieke steun kon verlenen aan zijn leden en weinig gewicht had op politiek vlak. Edgard Kesteloot steunde de jonge koepelorganisatie, maar de BNVR bleef ook lid van het Nationaal Verbond voor Natuurbescherming. De BNVR was ondertussen blijven aandringen op wetgevende initiatieven. In die periode van verhoogd milieubewustzijn en een explosieve groei van groencomités, actiegroepen en verenigingen werden de eerste resultaten geboekt: de afschaffing van de vogelvangst in 1972, de bescherming van alle roofvogels, de reglementering van de jacht in 1973, de wet op het natuurbehoud in datzelfde jaar… Een jaar later werd voor het eerst een staatssecretaris voor Leefmilieu in de regering opgenomen, de Franstalige christen-democraat Jean-Pierre Grafé. In de loop van de jaren 1980 brak voor vele natuurverenigingen een nieuwe fase aan: een streven naar een constructieve samenwerking met de overheid en naar een zo ruim mogelijke invloed. Het lijkt erop dat de BNVR bij deze trend aansloot. Het was ook de periode dat de overheid zelf de milieuverenigingen erkende als legitieme gesprekspartner. Door de staatshervorming van 1980 kregen het Vlaamse en Waalse gewest aparte regeringen en wetgevende Kamers met integrale bevoegdheid over materies zoals ruimtelijke ordening, landinrichting en natuurbehoud, inclusief de bescherming en het beheer van de soorten en het beheer van de onbevaarbare waterlopen. Elk gewest kon dus zijn eigen beleid voeren. Een logisch gevolg daarvan was dat de BNVR opsplitste in een Nederlandstalige en een Franstalige tak, elk met een vzw om in aanmerking te komen voor subsidies. De feitelijke splitsing had plaats in 1980, de officiële in 1982. De nationale overkoepeling bleef bestaan en was vooral een patrimoniumvereniging. In de loop van de jaren 1980 werd meer en meer de naam vzw Natuurreservaten/asbl Réserves Naturelles gebruikt. De regionale vzw's zijn bevoegd voor het beheer van de reservaten en voor het verenigingswerk in de regio, voor het beleid, het tijdschrift en de promotie. Daarnaast zorgen ze voor de uitgave van een eigen ledenblad. Kort na de regionalisering kwam er een besluit over de bescherming van in het wild levende diersoorten en over de erkenning van private natuurreservaten. In 1984 werden voor het eerst overheidssubsidies toegekend voor de aankoop van reservaten. Door deze beheers- en werkingstoelagen konden enkele grote verenigingen zoals de BNVR en de BBL-koepel tot een zekere professionalisering overgaan. De plaatselijke milieuactiegroepen kregen het moeilijk in de loop van de jaren 1980 maar de centraal georganiseerde milieuverenigingen bleven veelal overeind. De BNVR groeide in die jaren van 8000 leden in 1978 tot een grote vereniging met een 20.000 leden in 1987. Deze nieuwe groei kan misschien voor een deel verklaard worden door de tv-documentaires zoals Le jardin extraordinaire, of door de campagne rond de verkoop van 100.000 stickers. In alle geval kon de BNVR op de jaarlijkse nationale natuurbeschermingsdag soms een paar duizend nieuwe leden inschrijven wat het jaarlijks verlies van een 1000 leden ruimschoots compenseerde. Onderzoeken wezen ook uit dat de leden langere tijd trouw bleven. In die laatste periode werden ook veel Vlamingen lid zodat het taalkundig evenwicht in 1983 bereikt werd. De sterke groei die in 1978 ingezet was en een aantal belangrijke schenkingen en legaten, maakten ook de uitbreiding van het aantal beheerde reservaten mogelijk tot een honderdtal in 1983. Daarvan waren slechts enkele (in totaal 251 hectare) in eigendom. Onder het voorzittersschap van Kesteloot en zijn opvolgers werden er meer reservaten aangekocht (o.a. het meer van Virelles). Hier volgen de (onvolledige) cijfers zoals die door de BNVR werden gepubliceerd : Eigendom Beheer 1976 100 ha 2.000 ha 5.000 leden 1983 3.000 ha 10.000 leden 1990 20.000 leden 1994 1.300 ha 3.500 ha 24.000 leden 1995 2.250 ha 2004 13.000 ha 54.000 leden (dus na de fusie met De Wielewaal) Daarmee beheert de vzw Natuurreservaten de helft van alle natuurreservaten in Vlaanderen. De stijging van de aankopen was ook mogelijk door de aankoopsubsidies van de Vlaamse overheid, de provincie- en gemeentebesturen. Terwijl de overheid 60 % van een goedgekeurd aankoopproject subsidieerde, kwam daar soms nog 30 % van sommige provincies bij en ook een aantal gemeentebesturen gaven enige steun. Bovendien werden subsidies voor de werking verkregen van de Europese Gemeenschap, de Koning Boudewijnstichting, het Fonds voor Leefmilieu en de Nationale Loterij en natuurlijk ook voor de vertegenwoordiging in de Mina-raad (Milieu- en Natuurraad voor Vlaanderen). Uiteraard bleef ook het WWF voor aanzienlijke bedragen zorgen, maar de grote financieringsbron waren de bovenstaande instellingen. Naast die financiële erkenning kwam er ook een juridische erkenning: het beruchte Eikendael-arrest waardoor milieubewegingen geen belangen konden vertegenwoordigen, werd in 1993 vervangen door een wet die milieuorganisaties het recht gaf om stopzetting te vragen van milieuvernietigende activiteiten. De trend tot integratie ging niet alleen uit van de milieubeweging zelf, maar werd door de overheid actief gesteund. De organisatie werd betrokken in adviesraden en in allerlei beleidsvoorbereidende structuren, zoals de Hoge Raad voor Natuurbehoud, Arbeid en Milieu, de Mina-raad, het Scheldeconvenant… Op die manier had Natuurreservaten zijn zeg in de totstandkoming van het bosdecreet, het duinendecreet, het grinddecreet… en vooral het decreet inzake natuurbehoud. In al deze discussies binnen die raden vertegenwoordigde Natuurreservaten eerder de organisaties voor natuurbehoud, terwijl de BBL eerder de woordvoerder was van de milieuorganisaties. De vzw Natuurreservaten was een fervente tegenstander van ruilverkavelingen (toegepast sinds de wet van 1956), golfterreinen, wijzigingen van gewestplannen en grootse projecten zoals het Feniksproject in Limburg en vakantieparken. Zij heeft een belangrijke rol gespeeld in de discussie over de ambitieuze Groene Hoofdstructuur die een maximale bescherming moest bieden voor bestaande en potentiële natuurgebieden. Dat moest het koninginnenstuk worden van het decreet op het natuurbehoud, maar de landbouwlobby wist deze claim op 353.000 ha te reduceren tot een Vlaams Ecologisch Netwerk van 125.000 ha . Daarover ontstond een discussie tussen Agalev die het ontwerpdecreet verwierp, en vzw Natuurreservaten die er voldoende verdedigbare punten in vond. De vzw Natuurreservaten nam ook deel aan de daaropvolgende discussies over het Mestactieplan. Naast lobbywerk, natuureducatie en beheer van reservaten steunde de vzw de lokale natuurverenigingen op gebied van financiën, kennis, promotie en beleid, en sloot overeenkomsten met lokale verenigingen gaande van aankoop en beheer tot samenwerkingsakkoorden met gecombineerd lidmaatschap. Een andere belangrijke taak was de telling van planten- en diersoorten, onder andere de vogeltellingen. De vereniging publiceerde jaarlijks een bulletin en vanaf 1970 ook een trimestrieel contactblad. Enkele cijfers getuigen van de sterkte van de vereniging in 1984: vijftien conservators, negen adjuncten en zeven gewetensbezwaarden maakten deel uit van een stevige ploeg medewerkers. Er werd een bezoekerscentrum opgericht in De Blanckaert. Publicaties, nestkastjes en dergelijke werden verkocht in de eigen Groene Winkel, eens te meer met steun van het WWF. Infodagen lokten honderden geïnteresseerden. Dankzij een grote schenking kon een huis gekocht worden in de Koninklijke Sinte-Mariastraat in Brussel waar in 1989 het secretariaat gevestigd werd. In die periode was er sprake van enige concurrentie tussen natuurverenigingen, al had iedere vereniging een eigen doelgroep voor ogen. Voor jongeren was er de Jeugdbond voor Natuurstudie en Milieubehoud (JNM), terwijl liefhebbers van vogels, reptielen en insecten terecht konden bij De Wielewaal en de meer educatief gerichte natuurliefhebber aan de slag kon als natuurgids; de mensen met meer aandacht voor beleidsbeïnvloeding en actie sloten zich eerder aan bij de Bond Beter Leefmilieu (BBL). Ook de vogelbeschermers hadden hun verenigingen, terwijl mensen met een meer internationale kijk kozen voor het Wereldnatuurfonds. De vzw Natuurreservaten positioneerde zich eerder als reservaatbeheerder en beïnvloeder van het beleid. En juist op dat gebied waren er wrijvingen met de BBL. Dat werd duidelijk bij de verdeling van de zitjes in verschillende adviesorganen en tijdens de discussie over het decreet op het natuurbehoud. Reeds in 1990 werkte een beleidswerkgroep aan een minidecreet ter opvolging van de wet van 1973 op het natuurbehoud. Deze wet had de achteruitgang van de natuur niet kunnen tegengaan op gebied van bijvoorbeeld verdwijnende diersoorten en biotopen en bedreigende effecten voor het milieu. Onder impuls van toenmalig minister voor Leefmilieu Kelchtermans werd in 1989 het Mina-decreet goedgekeurd. Het bevatte twee componenten: de oprichting van de Mina-raad en een definitieve regeling van de subsidiëring van de milieubeweging. De Mina-raad werd in de loop van 1990 geïnstalleerd als officieel adviesorgaan voor de Vlaamse Executieve. Opmerkelijk is dat de zetels van de vertegenwoordigers van de milieubeweging niet allemaal ingenomen werden door de BBL-koepel, want naast de zes vertegenwoordigers van BBL zaten er ook vier vertegenwoordigers van de vzw Natuurreservaten en telkens één van het Centrum voor Natuureducatie en De Wielewaal. Aan die vertegenwoordiging hingen ook serieuze subsidies vast voor beleidsmedewerkers. De grote organisaties zoals Natuurreservaten konden daardoor in snel tempo verder structureel uitbouwen. Deze integratie in overlegstructuren viel samen met een grotere aandacht voor politieke oplossingen. Het aantreden van Norbert De Batselier als gemeenschapsminister in 1991 gaf daar een verdere impuls aan, maar de subsidiëring gaf ook aanleiding tot de kritiek dat de milieubeweging zich liet muilkorven. Overleg met ministeriële kabinetten valt onder de lobbytaken, maar ministers wilden al eens medewerkers rekruteren uit de vzw Natuurreservaten. Zo ging voorzitter Hugo Abts bij toenmalig milieuminister Theo Kelchtermans werken en tekende daar het decreet op het natuurbehoud uit; Jos Rutten was dan weer jarenlang raadgever op socialistische kabinetten. In 2001 kwam het tot een fusie tussen vzw Natuurreservaten en De Wielewaal en zo ontstond Natuurpunt. Het werd meteen de grootste natuurvereniging in Vlaanderen met een 200-tal lokale afdelingen die niet alleen aan natuurbeheer doen, maar ook terreinen toegankelijk maken en activiteiten op touw zetten zoals cursussen ecologisch tuinieren of geleide natuurwandelingen. Tijdens het laatste decennium was er een grote stijging van het ledenaantal. Het laatst opgegeven cijfer van 2004, dus na de fusie met De Wielewaal, is 54.000. Alleen al tijdens de jaarlijkse open natuurdag worden gewoonlijk zo'n 2000 nieuwe leden ingeschreven. De aandacht voor ledenwerving weerspiegelt de zorg voor een maatschappelijk draagvlak. Natuurpunt heeft 205 medewerkers en kan rekenen op 3500 vrijwilligers in de sinds 1993 opgerichte lokale afdelingen. De middelen waarover de vereniging beschikt zijn ook enorm gegroeid: het budget bedroeg in 2004 24 miljoen euro, driekwart van dat bedrag was afkomstig van subsidies van de Vlaamse overheid. In 1994 was dat maar 60 miljoen frank met in Brussel 15 vrijgestelden en een 20 beheerders op het terrein. Level of description: File; Series: 304.B.12: Publicaties"
Published:1959-1996
Physical Description:1 pak