Summary: | "Collection: Anseele Edward sr.; Archiefgeschiedenis: Gezien er echter geen enkel zicht is op hoe Anseele sr. zijn archief bewaarde (thuis, op zijn diverse kantoren, ...) kan er enkel gegist worden naar mogelijke verklaringen voor de onvolledigheid van het archief. Misschien werd het archief nooit bijeen gebracht, en waaierde het na zijn overlijden verder uiteen.
Dit archief kende een bewogen leven. In 1985 verwief het toenmalige AMSAB via de beheerders van de Anseelestichting – die werd opgericht om geld in te zamelen voor het in 1948 ingehuldigde Anseelemonument – de omvangrijke bibliotheek- en archiefcollectie van de vier jaar voordien overleden Edward Anseele jr. Het archief – dat zich in een vrij slechte staat bevond – werd in dozen en postzakken overgebracht naar een tijdelijke opslagruimte in een vakbondsgebouw aan de Bagattenstraat te Gent.Biografie: Edward (‘Eedje’) Anseele hoeft nauwelijks voorgesteld: tussen het laatste kwart van de 19de eeuw en de Tweede Wereldoorlog drukt hij niet enkel zijn stempel op het maatschappelijk gebeuren in Gent, maar legde hij ook mee de basis van de Belgische sociaal-democratie. Toch is over deze socialistische voorman slechts één – erg verouderde – biografie verschenen. In 1948, amper tien jaar na zijn overlijden, werd een boek over het leven van Anseele uitgebracht. Schrijver Paul Kenis had daarin echter weinig tot geen aandacht voor de laatste decennia van het leven van zijn onderwerp. Nadien is er nog heel wat inkt gevloeid over de figuur Anseele en zijn verwezenlijkingen, maar verscheen er geen alomvattend studie over meer dan boeiende persoon. Bijna vijfenzeventig jaar na zijn overlijden, meer dan honderdvijftig jaar na zijn geboorte is de tijd rijp voor een nieuwe biografie.
Anseele werd op 25 juni 1856 te Gent geboren als zoon van een schoenmaker en een laarzenstikster van Engelse afkomst. De mythe vertelt dat hij de kans kreeg school te lopen dankzij het moedige ingrijpen van zijn vader bij een brand. De achterzijde van het ouderlijke huis van Anseele keek namelijk uit op de directeurswoning van het Atheneum aan de Ottogracht. Toen daar op een zekere dag brand uitbrak rende Anseeles vader het huis binnen en redde hij het laatste, achtergebleven kind. Dankzij de tussenkomst van diens vader, de schooldirecteur, kon Edward naar de ‘lagere stadsschool’ en daarna zelfs naar het atheneum. Deze anekdote is een mooi voorbeeld van de manier waarop het hele verdere leven van Anseele werd beschreven, vaak omhuld in nevels van mysterie, met hier en daar bewuste mythevorming. Het is zeker dat de jonge Anseele een eerder middelmatig leerling was, met een voorliefde voor handels- en economische vakken. Na zijn afstuderen, volgden de baantjes elkaar snel op, gezien de rusteloze Anseele er nergens in slaagde een betrekking lang vast te houden. Eénmaal liet hij zijn baan zelfs staan om fortuin te gaan zoeken overzee en na enkele weken berooid en met hangende pootjes terug te komen in Gent... zonder verder te zijn geraakt dan Londen. Het was al snel duidelijk dat het leven van een kantoorbediende hem niet aansprak, en hij zich geroepen voelde door hogere doelen.
In 1874 sloot hij zich als achtienjarige aan bij de Socialistische Internationale, om al snel secretaris te worden van de Gentse afdeling, al was dat weinig meer dat klein groepje overtuigde revolutionairen. In het weekend colporteerde hij met De Werker, een socialistisch weekblad uit Antwerpen. Vrij snel trad hij op het voorplan, in de eerste plaats bij het reorganiseren van de verschillende internationalistische groepen in het land. In 1877 werd de Vlaamse Socialistische Arbeiderspartij (VSAP) gesticht, twee jaar later volgde de Belgische Socialistische Partij (BSP). Toch bleven de meningsverschillen tussen de verschillende groepen groot, waarop Anseele zich toelegde op de organisatie van de beweging in Gent en omstreken. Er werd een nieuw blad uitgebracht met de naam de Volkswil, waarvan hij zowel opsteller, letterzetter als verkoper was. De pas eenentwintig jarige Anseele zette zich nu volledig in ten bate van de prille socialistische beweging.
In 1880 stond hij mee aan de wieg van samenwerkende maatschappij Vooruit, waar hij uiteindelijk zo goed als mee vereenzelvigd zou worden. Er werd dan ook wel ’s gesproken over het huwelijk van ‘vader Anseele’ met ‘moeder Vooruit’. Anseele was zo vergroeid met de beweging, dat hij dan ook nauwelijks aandacht had voor een persoonlijk leven. Hij huwde pas op late leeftijd, in 1897, met de verantwoordelijke van het naai-atelier van Vooruit, Marie de Coster, met wie hij twee kinderen zou krijgen: Marie en Edward jr., die nog tijdens het leven van z’n vader in diens politieke voetsporen zou treden. Vooruit werd de kern van een netwerk van Gentse socialistische verenigingen, zoals ziekenbonden, werklozen- en stakingskassen en politieke en socio-culturele kringen. Vier jaar later verscheen een nieuw weekblad met dezelfde naam, waarvan hij zowel stichter, redacteur en letterzetter was. Zoals vele socialistische leiders belandde hij voor korte tijd in de gevangenis, in zijn geval voor ophitsing tot ongehoorzaamheid naar aanleiding van een oproep aan de soldaten om niet op hun eigen volk te schieten bij betogingen.
Met de stichting van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) in 1885 ontstond voor het eerst een volwaardige nationale partij. De Gentenaars, die via hun bloeiende coöperatie ook steun boden aan geestesverwanten elders in het land, gaan er meteen een belangrijke stem in krijgen. In 1894 werd Anseele als eerste Vlaamse socialistische parlementslid verkozen, weliswaar te Luik. Eén jaar later volgde zijn verkiezing als gemeenteraadslid. In 1909 werd hij na een ruzie tussen de katholieken en het door hen gesteunde liberale schepencollege tot schepen verkozen (tot 1918). Hij bleef zetelen als gemeenteraadslid, maar weigerde elke medewerking met het door de Duitse bezetter in 1917 geïnstalleerde schepencollege. Twee dagen voor de wapenstilstand keerde hij echter terug als schepen en fungeerde daarna enkele weken als waarnemend burgemeester. In die hoedanigheid ontving hij koning Albert toen deze zijn blijde intrede te Gent deed. Anseele werd beschouwd als dé man die de geest van de revolutie, die in die naoorlogse dagen ook door ons land waarde, kon beteugelen. Samen met eerste-minister Cooreman en de liberaal Paul-Emile Janson, en in aanwezigheid van de Spaanse consul-generaal Saura, overtuigde hij de koning tot het samenroepen van het Overleg van Loppem, waar het naoorlogse België vorm zou krijgen. De Gentse socialistische voorman, die een jaar voordien een voorstel van de Duitsers om president van de Republiek Vlaanderen te worden nog diplomatiek af gewimpeld had, was een belangrijke politieke machtsfactor geworden.
In de jaren 1922-1925 en 1932-1933 was Anseele opnieuw schepen van Gent. Onmiddelijk na het beëindigen van de Eerste Wereldoorlog werd hij in de te Loppem gevormde regering van nationale eenheid ‘beloond’ met de belangrijke portefeuille van Openbare Werken (tot 1921), in 1925 kreeg in de rooms-rode regeringen Poullet en Jaspar I de post van Spoorwegen, Posterijen en Telegrafie (tot 1927). In 1930 werd hij tot minister van Staat benoemd.
Na het faillissement van de door hem mee gestichtte en geleidde Belgische Bank van de Arbeid trok de bejaarde en in 1923 weduwnaar geworden Anseele zich langzaam terug uit de politiek, eerst als gemeenteraadslid (in 1932) en daarna als volksvertegenwoordiger (in 1936). Persoonlijk en openlijk kreeg hij echter nooit een blaam, gezien een door de partij aangestelde onderzoekscommissie geen bewijzen kon vinden van persoonlijke geknoei of financiële fraude, enkel de algemene verantwoordelijkheid voor de roekeloze risicopolitiek van de bank. Twee jaar later was hij overleden.
Anseele werd door zijn medestanders vereenzelvigd met Jacob van Artevelde, de Gentse volksmenner uit de 14d eeuw. Welbespraakt was hij zeker, maar de vergelijking met deze Gentse agitator en gegoede lakenhandelaar is ook wel ongelukkig te noemen. Anseele had niet enkel een scherpe stem (‘le virtuose de la brutalité’), maar – na wat oefening – ook een scherpe pen, vertaalde Zola en Sue naar het Nederlands, en schreef zelf naast ontelbare al dan niet polemische artikelen, drie romans. Desondanks stond hij niet bekend als agitator of ophitser, maar eerder als pleitbezorger van een pragmatische sociaal-democratie, die reforisme verkoos boven revolutionairisme. Vandaar ook zijn streven om met socialistische instellingen, maatschappijen en verenigingen het kapitalisme van onderuit uit te hollen en te hervormen, in plaats van het omver te werpen. In 1938 werd massaal hulde gebracht bij zijn overlijden, en meteen werden plannen gemaakt een monument op te richten, wat er tien jaar later uiteindelijk zou komen. In 1956 volgde nog een groots huldebetoon naar aanleiding van de honderste verjaardag van zijn geboorte. Het droeg uiteraard mee bij tot de mythevorming. Anseele staat tegenwoordig ook wel model als voorloper van het type der sociaal-democratische managers, beheerders, technocraten of hoe men ze ook wil noemen. Hij pleitte doelbewust en consequent voor een socialistisch management in een tijd toen voor socialisten elke aanpassing of samenwerking met kapitalistische middelen als een kwaad werd beschouwd, een standpunt die hem binnen de partij niet steeds in dank werd afgenomen.
Ik begon deze (te) beknopte levensschets over Edward Anseele met een pleidooi tot het schrijven van een nieuwe biografie, en eindig daar ook mee. Heel veel aan Anseele is mythe, de verklaring waarom hij als kind van een arbeidersgezin (hoewel zijn ouders in werkelijkheid tot de kleine burgerij hoorden gerekend) toch school kon lopen, zijn gevangenisstraf als ‘martelaaar van het socialisme’, de betiteling als ‘nieuwe Artevelde’, het door C. Buysse aan hem toegekende ‘biefstukkensocialisme’... Waar eindigt de mythe en waar begint de mens Anseele? Hoe bestuurde hij het netwerk van bedrijven en organisaties rond Vooruit? Hoe verhield hij zich tot de Vlaams beweging? Welke ambities dreven hem? Heel veel vragen waarop (nog) geen antwoord bestaat. De Gentse socialistische leider vervulde meer dan een halve eeuw een dominante rol binnen de Belgische politiek en de socialistische beweging, een rol die ongetwijfeld zijn sporen naliet. Aan de historicus van vandaag en morgen om deze sporen helemaal bloot te leggen.
Uit het archiefconglomeraat (Anseele sr. en jr.) werd het archief en de bibliotheek van vader Anseele afgezonderd. Het mag duidelijk zijn dat dit geen sinecure was. In veel gevallen – zeker wat betreft de publicaties – werden deze ‘toegewezen’. Op deze manier werd de rijke bibliotheek van vader Anseele terug zichtbaar gemaakt, al blijft het de vraag in hoeverre kan bepaald worden of een bibliotheek die werd overgedragen aan een derde (hier: Anseele jr.) nog ‘zijn’ bibliotheek is, zeker wanneer nieuwe exemplaren worden toegevoegd. Hetzelfde geldt voor het archief, waar het niet onmogelijk is dat bepaalde dossiers die door vader Anseele werden aangelegd, later ook door zijn zoon werden gebruikt, en eventueel zelfs aangevuld. De optie om de archieven terug samen te voegen werd evenwel niet gekozen, gezien het inmiddels niet meer te achterhalen is in welke mate ze organisch tot één geheel waren vergroeid.In het zogenaamde ‘moederarchief’, het conglomeraatsarchief dat in Feestpaleis Vooruit werd aangetroffen en later gemakshalve – zij het foutief – werd omschreven als het archief van BWP-federatie Gent-Eeklo, een aantal dossiers aangetroffen die duidelijk verband hielden met Edward Anseele sr. Het betrof hier stukken die door Christ de Bruycker en Albert Bracke uit het oorspronkelijke archief waren ontleend met het oog op de tentoonstelling voor de Anseeleherdenking in 1956. Ze werden uit het voornoemend conglomeraatsarchief gelicht en aan het Anseelearchief toegevoegd, zonder dit evenwel nauwkeurig te doen. Hoewel de intenties duidelijk positief waren, gebeurden ook andere overdrachten erg slordig, zoals deze van tijdschriften naar de bibliotheek en terug.Eind 1986 werd het archief overgedragen aan het Amsab, de bibliotheek werd pas in 1989 overgedragen. Voor gedegen historisch onderzoek is de aanwezigheid van bronnenmateriaal een voorwaarde. Eward Anseele schatte het belang van dossierkennis snel in; hij hield dan ook een uitgebreid persoonlijk archief bij. Het archief bestaat hoofdzakelijk uit documentatiedossiers met krantenknipsels. Anseele hield ijverig alle mogelijke knipsels met betrekking tot onderwerpen die zijn brede interesse lokten, bij. Af en toe annoteert hij een artikel, of voegde er een notitie aan toe. Verder is er enige briefwisseling terug te vinden, net als een aantal manuscripten van artikels, opnieuw rijk gestoffeerd met knipsels en documentatie allerhande, en talrijke boeksprekingen. In de bijzondere heteregone verzameling knipsels bevind zich een serie biografische dossiers, voornamelijk uit de jaren 1932-1937. De stukken dateren dan ook hoofdzakelijk uit de laatste jaren van zijn leven, toen hij langzaam afscheid van de politieke scène aan het nemen was. Opvallend is dat er in dit archief zo goed als niets terug te vinden is over zijn werk als bestuurder van Vooruit of de andere samenwerkende maatschappijen en bedrijven rond de Gentse socialistische coöperatie. Ook over zijn effectieve parlementaire werk is in het archief – met uitzondering van een jaarlijks activiteitenoverzicht – niks te vinden. Level of description: Fonds; Series: Anseele Edward sr.; FULL TEXT AVAILABLE AT AMSAB-ISH"
|